1 Ik: Persoonlijke ervaring – de beleving van de kinderen
- Wat vond je mooi?
- Wat vond je spannend?
- Waar moest je om lachen?
- Wat vond je niet leuk?
2 De voorstelling – Wat heb je gezien en gehoord?
- Wat heb je gezien? (denk aan: decor/kostuum/attributen/licht)
- Wat heb je gehoord? (denk aan: geluid/muziek)
3 De makers – Onderwerp en betekenis
- Was er iets in de voorstelling dat je wel eens eerder gehoord, gezien of gevoeld hebt?
- Waren er dingen in de voorstelling die je nog nooit gehoord, gezien of gevoeld hebt?
- Ging je ergens over nadenken door de voorstelling? Waarover ging je nadenken?
4 De wereld – De voorstelling in de context van onze tijd
- Was er iets in de voorstelling waar je aan moest denken? Iets dat echt gebeurd is bijvoorbeeld bij jullie thuis of op school?